Runa Svetlikova (1982) debuteerde in 2014 met Deze zachte witte kamer. In 2018 verscheen Drieëntwintig tips om de hond en je demonen aan de lijn te houden. Naast het zelf schrijven begeleidt ze ook anderen bij het schrijven van poëzie, proza en non-fictie. Voor we ons gesprek voeren, doet Runa een dutje in het Watlab: “Geef mij 20 minuutjes en dan ben ik er klaar voor!” Ze is een dutjesmens, zegt ze. Je hebt blijkbaar avondmensen, ochtendmensen, en dutjesmensen. Als de twintig minuutjes voorbij zijn, wandelen we even rond in de Blikfabriek en twijfelen we of we buiten kunnen zitten, maar net dan begint het te regenen. We gaan schuilen in Cantin, waar we het hebben over dwarsverbanden, drie soorten obstakels, en wijze raad van Margaret Atwood.
Door Lora De Baeremaeker
“Kan ik het nu niet eens over iets anders hebben?”
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik schrijf op dit moment aan mijn eerste roman. Het gaat over iemand die opgroeit in de marge van de maatschappij: in een kansarm en gebroken gezin, met gescheiden ouders. Beide ouders functioneren niet in de maatschappij en worden geteisterd door zowel psychische problemen als verslaving. Dat heeft natuurlijk een hele grote invloed op een opgroeiend kind. Uiteindelijk raakt dat kind daar wel uit, en komt dan in een positie terecht waarin die inzicht heeft op wat er scheef zit in de maatschappij, en terug kan kijken op dat opgroeien.
Je schrijft normaal gezien poëzie, hoe verloopt de overgang van poëzie naar proza?
Het is niet zo dat ik nog nooit proza heb geschreven; ooit begon ik met schrijven om romancier te worden. Ik ben drie keer aan een roman begonnen, drie heel verschillende projecten die in het niets lijken op wat ik nu aan het doen ben. Die projecten zijn uiteindelijk nergens op uitgedraaid, maar hebben me wel veel over proza geleerd. Daarnaast geef ik ook les en begeleid ik anderen bij dat schrijfproces.
Op zich verloopt die overgang dus wel goed, al was de opstart heel traag. Ik heb drie jaar gedaan over mijn eerste vier pagina’s (lacht). Dat kwam door verschillende redenen: ik was aan het studeren, aan het werken, en ik heb een gezin. Deze combinatie zorgde ervoor dat ik maar heel af en toe eens kon schrijven, en zeker niet op een consequente manier. Als je een roman schrijft, dan zit alles enorm verweven met elkaar, en dan is het niet ideaal om er maar af en toe aan te kunnen werken. Sinds kort ben ik klaar met studeren en lukt het me om consequent tweeënhalve dag te schrijven. Daardoor heb ik die eerste vier pagina’s kunnen afwerken. Ik vermoed dat het vervolg van het proces nu vlotter zal verlopen.
“Het onderwerp dwong mij naar de vorm van een roman”
Heb je een voorkeur voor het schrijven van poëzie of proza?
Ik vind die eigenlijk allebei even fijn, al zijn het natuurlijk heel verschillende manieren van vertellen. De reden waarom ik dit verhaal in de vorm van een roman aan het gieten ben, is omdat het met poëzie niet lukte deze keer. Het onderwerp dwong mij eigenlijk naar de vorm van een roman. Wat niet wegneemt dat ik af en toe nog eens een gedicht schrijf natuurlijk.
Er zitten ook heel gelijkaardige processen bij het schrijven van poëzie en proza. Die worden vaak als heel gescheiden gezien, maar er zitten eigenlijk veel raakvlakken tussen die twee vormen. Het verschil zit vooral in de acuutheid van poëzie. Je kan iets neerschrijven, het vervolgens drie weken laten liggen, en er dan terug naar kijken, om het daarna weer drie weken te laten liggen. Dat heeft heel lang heel goed bij mijn levensstijl gepast, door dat gebrek aan schrijftijd. Dat is nu dus anders.
Je geeft ook schrijflessen, komt de leerkracht in jezelf soms naar boven als je zelf aan het schrijven bent?
Er is toch wel een moment geweest waarop ik dacht ‘ik wou eigenlijk dat ik mijn eigen schrijfcoach kon zijn’. En toen dacht ik ‘ja waarom zit je daar nu zo over te miepen, dat kan toch gewoon’. Dan moest ik die klik maken om op mijn eigen werk ook de dingen toe te passen die ik mijn studenten meegeef. Ik ben dan in september begonnen om de cursus die ik voor mijn studenten gemaakt heb, op mezelf uit te voeren. Dat leverde twee dingen op: ten eerste leerde ik enorm veel bij over mijn verhaal, en ten tweede leerde ik enorm veel bij over mijn cursus. Voornamelijk hoe die nog beter kan (lacht). Die twee aspecten bestuiven elkaar wel.
In mijn lespraktijk ben ik ook heel transparant naar mijn studenten toe: alles gaat met vallen en opstaan, ook voor iemand die al twee dichtbundels geschreven heeft. Er is altijd wel een periode waar je je enorm moet doorworstelen omdat je nog niet goed weet wat je aan het doen bent. Voor mijn studenten is dat wel fijn, denk ik, om geen advies te krijgen van bovenaf, maar eerder vanuit mijn eigen ervaringen als schrijver.
“Het is een constant zoeken naar een balans tussen het bewuste en het onbewuste”
Wat zijn dan de obstakels waar je je moet doorworstelen?
Voor mij bestaan er drie soorten obstakels. Het eerste is het cognitieve obstakel: je hersenen zijn vaak niet echt groot genoeg om alles te bevatten wat je wilt doen. Dat is wel anders bij poëzie dan bij proza. Toen ik mijn eerste dichtbundel maakte bijvoorbeeld, heb ik heel veel gedichten geschreven zonder dat ik een overkoepelend narratief in mijn achterhoofd had. Ik schreef gewoon, en op een bepaald moment had ik veel gedichten die blijkbaar allemaal rond dezelfde thema’s cirkelden en waar dezelfde beelden in terugkwamen. Er ontstond zo een narratief zonder dat ik daar op voorhand naar streefde. Als je een roman aan het schrijven bent, dan werk je juist met dat narratief, je kan niet eerst vierhonderd pagina’s schrijven om dan te kijken of daar een boek uit te puren valt.
Ik ervaar ook een sociaal obstakel. Ik blijf bij het schrijven meestal vrij dicht bij mijn eigen realiteit, en dan kan dat soms implicaties hebben voor de mensen rondom mij. Natuurlijk wil ik mensen niet kwetsen door bepaalde dingen te schrijven, maar ik wil mezelf ook niet censureren. Dan moet ik soms heel hard nadenken over hoe ik daar een balans in kan zoeken.
Je hebt schrijvers die heel intuïtief schrijven, en je hebt schrijvers die een strak gestructureerd plan bedenken, en ik ben een schrijver die heel hard wisselt tussen die twee. Dat is het derde obstakel. Het is een constant zoeken naar een balans tussen het bewuste en het onbewuste, je bent zowel bezig met de structuur als met het intuïtieve. Voor mij is het niet altijd duidelijk wanneer ik moet wisselen tussen die twee, die elkaar eindeloos afwisselen. Al hoop ik dat het niet echt eindeloos is, maar als je drie jaar hebt gedaan over vier pagina’s, dan lijkt dat wel zo (lacht).
Zijn er thema’s die altijd terugkomen in je werk?
Die zijn er zeker, en dat kan soms heel frustrerend zijn. Kan ik het nu niet eens over iets anders hebben? (lacht) Ik heb daar eens een lang gesprek over gehad, waar veel wijn bij betrokken was, met Anneleen Van Offel (Auteur van Hier is alles veilig, red.). Dat is een goede vriendin van mij, en zij zag het anders. Volgens haar is dit gewoon mijn verhaal, en als ik mijn verhaal dan telkens opnieuw moet vertellen in heel veel verschillende vormen, dan is dat ook niet erg. Dus ik heb mij daar ondertussen bij neergelegd.
Ik schrijf vaak over intergenerationaliteit, en hoe gebeurtenissen in je verleden nog steeds invloed kunnen hebben op jouw leefwereld in het heden. Ook synchroniciteit en dwarsverbanden fascineren mij enorm: hoe je grote dingen ook in het klein terugvindt bijvoorbeeld. Zo heb je de vlindernevel in het heelal, die de vorm van een vlinder heeft, en zo heb je ook de vlinder die gewoon in de tuin vliegt. Bij menselijke relaties vind je dat ook terug, dan gaat dat over de connectie tussen wat de overgrootmoeder meemaakt en hoe dat het kleinkind beïnvloedt. Er zit een rare hersenkronkel inherent in mijn hoofd die dat soort dingen vaak opmerkt en die dat dan ook zichtbaar wilt maken.
Wat heeft je aangezet om je aan te melden voor het Watlab?
Nadat ik was afgestudeerd had ik meer tijd om te schrijven, maar ik merkte wel dat het voor mij niet altijd even goed lukte. Thuis neem ik me voor om een hele dag te schrijven, maar plots staat daar nog die afwas, en moet die plant nog water krijgen, en dan ga je aan je bureau zitten en komt er ineens een kind voor je neus staan dat teruggekomen is van school met hoofdpijn, en dan denk je: ‘ja hallo, ik ging hier wel schrijven’ (lacht). In het Watlab valt het grootste deel van die afleidingen weg.
Het sociale aspect was voor mij ook heel belangrijk, zeker omdat ik post-corona het gevoel had dat ik nog weinig contacten had met andere mensen die ook schrijven, op een paar dichte vrienden na. Ik had zin om terug betrokken te zijn bij dingen in het literaire veld, en toen zei Johanna Pas, die ook in het Watlab zit: 'Waarom meld je u daar niet voor aan? Dan heb je al die dingen in één klap’. Dat heb ik dan gedaan.
“Als ik word geïnspireerd door een schrijver, dan is dat door de manier waarop die in het leven staan”
Wie of wat inspireert jou?
Ik doe eigenlijk niet zo aan literaire helden. Meestal blijft er bij mij een werk hangen, en dan is dat een fantastisch werk eerder dan een fantastische schrijver. Mijn naaste omgeving inspireert me meer, zoals de dingen die ik meemaak, onrecht dat ik zie, of iets moois dat ik wil delen.
Als ik word geïnspireerd door een schrijver, dan is dat door de manier waarop die in het leven staan. Margaret Atwood vind ik bijvoorbeeld echt heel leuk, en niet enkel vanwege haar werk - dat ik heel goed vind - maar vooral vanwege haar manier van zijn. Ik heb haar ooit eens ontmoet: mijn eerste bundel had een internationale debuutprijs gewonnen, en op hetzelfde festival had Margaret Atwood een internationale oeuvreprijs gewonnen. Op een bepaald moment zat ik dan met Margaret Atwood op een podium over een rivier in Macedonië, met aan de rechterkant van de oever duizend zitplaatsen en aan de linkerkant van de oever duizend zitplaatsen, en met achter ons een groot scherm en camera’s. Wij zaten daar, met een meter tussen ons, terwijl ze in het Macedonisch hoog aan het opgeven waren over hoe fantastisch wij en ons werk zijn en hoe fantastisch hun literaire prijs is en hoe fantastisch Macedonië is, en dan vroeg ik aan Margaret Atwood: “Blijft dit altijd even ongemakkelijk? Of went het?” en Margaret Atwood keek naar mij en zei: "Het blijft altijd even ongemakkelijk. Gewoon rustig voor u uit kijken en glimlachen. Alles komt goed”. Misschien is Margaret Atwood dan toch een heel klein beetje mijn literaire heldin (lacht).
Ze bracht reeds twee dichtbundels uit: Deze zachte witte kamer (2014, Marmer), en Drieëntwintig tips om de hond en je demonen aan de lijn te houden (2018, Marmer). Snuister ook zeker eens rond op haar website.
Runa Svetlikova (1982) studeerde grafisch ontwerp en taal- en letterkunde. Op de een of andere manier is ze altijd
Runa Svetlikova (1982) studeerde grafisch ontwerp en taal- en letterkunde. Op de een of andere manier is ze altijd bezig met kijken en het vertalen, eerst in beeld, dan in poëzie, van dat wat ze ziet. In 2014 debuteerde Runa met Deze zachte witte kamer. Die won onverwachts de Herman De Coninck debuutprijs, de Jo Peters poëzieprijs en de Europese Bridges of Struga debuutprijs. In 2018 verscheen Drieëntwintig tips om de hond en je demonen aan de lijn te houden. De hond won helemaal niets, maar dat brengt alles gewoon weer een beetje in evenwicht. Naast het zelf schrijven begeleidt ze ook anderen bij het schrijven van poëzie, proza en non-fictie.
...Het Watlab is een atelier, een broedplek, een laboratorium in de Blikfabriek in Hoboken waar de residenten dag en nacht terecht kunnen om elk aan hun eigen projecten te werken, en samen in gesprek gaan over het creatieproces.
Meer over dit project