Lotte Lola Vermeer is schrijver, scenarist en theatermaker. Ze is sinds oktober 2021 resident in het Watlab en schreef er onder andere al aan een theatertekst over Jeanne d’Arc, een filmscenario over Vlaamse vrouwen in de kolonie Congo en haar doorlopende reviewproject. Ze is ook coördinator van De Eenzame Uitvaart.
Lotte Lola is vaak met heel veel dingen tegelijk bezig, en houdt niet zo van hokjes en grenzen. In de koffiehoek van het Watlab gingen we met haar in gesprek. Vol enthousiasme vertelde ze over balans zoeken in leven en werk, het internet, en waarom residenties zo fijn kunnen zijn.
Lora De Baeremaeker & Veerle De Caestecker
“Het gaat over die twee dingen: compleet uiteengescheurd worden, maar ook gevoed worden.”
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Op dit moment ben ik mijn leven aan het structureren. Ik ben heel erg op zoek naar de balans tussen artistiek werk en niet artistiek werk, en dat is een zoektocht waar ik al enige jaren mee bezig ben. Dat is eigenlijk mijn grootste uitdaging. Daarnaast zit ik ook in een periode waarin ik veel bezig ben met aanvragen schrijven. Dat is nodig om artistiek werk te kunnen maken, maar dat zijn niet meteen mijn meest favoriete periodes. Verder probeer ik ook te schrijven, en het project waar ik nu vooral mee bezig ben, is mijn reviewproject. Daar werk ik dan één tot twee dagen in de week aan.
Kan je iets meer vertellen over je reviewproject?
Dat is een project dat ik eigenlijk al jaren uitvoer. Het is gestart na mijn opleiding in Utrecht, toen kon ik terecht bij het Slow Writing Lab (het talentontwikkelingstraject van het Nederlands Letterenfonds, red.). Toen is mijn reviewproject ontstaan.
Ik ben nogal gefascineerd door het internet, en wat mensen daar allemaal opzetten. Als je op Google Maps op een willekeurige plek kijkt - een bakkerij, een frituur, maar ook bijvoorbeeld een begraafplaats - dan kan je daar een review over schrijven, iets wat mensen dan ook aan de lopende band doen. Dat op voorhand bepalen voor anderen wat goed of slecht is, is iets wat mij enorm verbaasd en wat ik zelf ook nooit zou doen zonder dat het een artistieke keuze was. Als ik zie staan ‘nou, die friet is hier heel slecht’, dan denk ik ‘nou, dat bepaal ik zelf wel!’. Voor friet is dat misschien niet zo raar, maar het gaat soms ook over begraafplaatsen, waar mensen dan zeggen wat ze over de graven vinden. Dat vind ik een zeer bijzondere ontwikkeling (lacht). Wat ik dan doe is die begraafplaats gaan bezoeken en mijn ervaring daar terugplaatsen, als een iets poëtischere review. Zo schep ik daar dan een beetje verwarring in (glimlacht).
“Artistiek werk is voor mij een manier om het leven te bevragen.”
Zoals je reviewproject toont, maak je vaak literatuur buiten het boek. Is dat een bewuste keuze?
Ja, dat is een heel bewuste keuze. Ontmoeting staat in al mijn werk centraal: ik ga heel graag met mensen in gesprek of zorg ervoor dat er gesprekken ontstaan. Ik vind boeken meestal te afstandelijk. Ik zou alles wat ik vind in een kaft kunnen plakken en dan ergens neerleggen, maar dan weet ik niet wat daarmee gebeurt. Voor veel mensen is dat dé manier, om een hele wereld te scheppen waar anderen dan iets mee kunnen doen. Maar voor mij zijn die ontmoetingen en die reacties veel fijner.
Zijn er naast die ontmoetingen ook andere thema’s in je werk die je lijken te achtervolgen?
De sterfelijkheid, de vergankelijkheid. Volgens mij zitten die verwerkt in alles dat ik maak. Als ik aan een project begin, stel ik me altijd een vraag. Bijvoorbeeld, toen ik afstudeerde heb ik heel lang aan hetzelfde project gewerkt, waarbij ik vertrok van de vraag: hoe kun je ergens blijven als alles er op duidt dat je weg moet gaan? Dat soort extremiteiten, onmogelijke situaties, en onoplosbare vragen zijn typisch voor de dingen die ik maak.
Artistiek werk is voor mij een manier om het leven te bevragen. Het is een manier om dingen volledig te proberen begrijpen. Ook dingen waar ik het misschien helemaal niet mee eens ben. Dan probeer ik in mijn werk erachter te komen hoe je nou bepaalde dingen kan doen. Ik zeg nooit: ‘Dit is raar,’ maar eerder ‘Ah! Interessant.’
“Residenties verbreden je blik nog meer dan de mensen die je zelf rondom je verzamelt.”
Je hebt al verschillende residenties gedaan, op welke manier zijn die voor jou een meerwaarde geweest voor je schrijfproces?
Dat is ook begonnen tijdens mijn opleiding, waarvoor ik naar Zweden en naar Avignon ben geweest. Ineens kom je buiten en krijg je de perceptie van andere mensen uit andere landen mee, over theater, of over de wereld. Dat was enorm verbredend, een enorme bak aan kennis en nieuwe mensen. Mensen die ook heel verschillend zijn: sommigen zijn eerder conservatief, anderen maken compleet krankzinnige stukken. Die uitersten vind ik heel interessant. Residenties verbreden je blik nog meer dan de mensen die je zelf rondom je verzamelt.
Is dat ook waarom je aan het Watlab meedoet?
Ik heb me vooral bij het Watlab ingeschreven, omdat ik als theatermaker vaak buiten kom, maar als schrijver eerder aan mijn bureau zit. Ik doe vaak veldwerk, online en ook buiten de deur, maar de letterlijke creatie gebeurt aan een bureau. Als je dat dan thuis doet, kun je gewoon geen dingen scheiden van elkaar. Ik had eerst een eigen apart bureau, maar toen ik verhuisde, werd dat ook mijn eettafel, en daar werd ik helemaal gek van. Ik woonde toen nog in Gent, maar ik vond het de moeite waard om die reis naar Hoboken te maken, omdat het een veel productievere en fijnere manier van werken is dan aan een keukentafel. Dus wilde ik per se de deur uit en me omringen met andere mensen, in een ruimte als het Watlab.
Merkte je dan ook dat je geïnspireerd of beïnvloed werd door de mensen met wie je samen schreef?
In zekere zin wel. Het schrijven gebeurt meestal wel elk aan een eigen tafel, en afgesloten van elkaar, maar omdat je gelijktijdig lunchpauzes hebt en omdat je elkaar na het werk of soms in het weekend ziet en ontmoet, of tijdens de intervisiemomenten (één keer per maand komen alle Watlab-residenten samen om het over bepaalde voor hen relevante thema’s te hebben, red.), merk je wel waar iedereen mee bezig is, en ook of je gemeenschappelijke ideeën hebt. Het werk van Dimitri (Bontenakel, red.), bijvoorbeeld, staat denk ik heel haaks tegenover het mijne. Hij werkt echt aan romans waarin hij een hele wereld schept en lang mee bezig is, en ik doe allemaal losse dingen. Toch hebben wij echt een overeenkomst gevoeld in het werk van Werner Herzog, en dat is geweldig om elkaar te ontmoeten op die manier. Dat is heel waardevol.
Wie of wat zijn verder nog belangrijke inspiratiebronnen voor jou?
Het internet is voor mij een grote inspiratiebron. Ik hou van dingen die willekeurig met elkaar verbonden zijn, waardoor je alledaagse dingen op een andere manier gaat bekijken, ook offline. Verder inspireert het werk van Peter Handke me altijd enorm. Daarnaast zijn er bepaalde boeken die ik altijd heb staan, bijvoorbeeld Keer en Tegenkeer van Albert Camus. Er zijn gewoon bepaalde teksten die vol van leven en reflectie zitten. Dan denk ik, als ik ooit zoiets kan schrijven, heb ik het goed gedaan (lacht). Er zijn teksten die altijd achter me staan. Als ik het even niet meer weet, dan neem ik ze erbij.
Los van teksten: als je het mij vraagt is The Leftovers de allerbeste serie ooit. Die heb ik momenteel wel drie keer gekeken. Ik hou enorm van series waar ze heel wat gesleuteld hebben aan de structuur, en die een heel intelligent bouwwerk geworden zijn. Dat vind ik enorm inspirerend. Die hele serie bestaat eigenlijk uit existentiële keuzes. Je bent wel echt kapot als je een aflevering hebt gekeken. Maar het is ook heel voedend, het gaat over die twee dingen: compleet uiteengescheurd worden, maar ook gevoed worden. Bij mij is het niet altijd zo extreem existentieel hoor (lacht). Ik kan ook genieten van onnozele dingen.
Om even terug te keren naar het werk dat je maakt, ervaar je verschillen bij het maken van die specifieke vormen van literatuur?
Sowieso heb je natuurlijk voor elk medium aparte regels. De algemene deler is wel dat ik altijd onderzoek uitvoer, naar wat dan ook, en inspiratiebronnen verzamel. En dan komt er altijd een fase dat je aan je bureau moet zitten en schrijven en herschrijven en herzien. Sommige projecten hebben het nodig dat je een enorm plan maakt. Ik heb bijvoorbeeld in het Watlab een stuk geschreven over Jeanne d’Arc, dat heel veel historische research vergde, en daarbovenop had ik ook nog eens 63 personages. Bij zo’n project kan je niet in het wilde weg gaan schrijven, dan moet je bouwen, en heel specifiek te werk gaan.
Mijn reviewproject is het enige project dat ik volledig autonoom heb gemaakt, alle andere dingen zijn of in opdracht of met andere mensen. Omdat het niet alleen poëzie is, maar ook performance, en een heel verhaal daarrond, is dat - bedenk ik me nu - de reden waarom ik dat nooit heb afgerond of dusdanig geconcretiseerd heb: er is geen heldere werkwijze voor. Ik denk ook niet dat dit project ooit afgerond zal zijn, en dat vind ik ook mooi.
Ervaar je in die verschillende disciplines waarin je schrijft soms obstakels?
In elk proces zijn er sowieso momenten dat je begint te vloeken. Om wat voor reden dan ook. Herschrijven vind ik bijvoorbeeld soms echt verschrikkelijk.
Ik wil me ook niet in één enkele discipline begeven, omdat ik dat saai zou vinden. Ik vind het heel fijn dat ik zoveel dingen kan doen, en al die specifieke vormelijkheden of ideeën scherpen ook steeds mijn andere werken aan. Bij theater heb je een zaal waarin je tijd en ruimte met elkaar deelt, en bij film heb je camerastandpunten die je kan doorbreken. Je kunt alles zo openbreken.
Het grootste obstakel is dat het dan heel moeilijk is om je werk te kaderen, ook naar fondsen toe. Ik heb dat bijvoorbeeld geprobeerd voor het reviewproject, waarin ik dus audio heb opgenomen op plekken waar Google Streetview eindigt om dat dan in een soort literair essayistisch, poëtische podcast te verwerken, maar dan begint iedereen te fronsen: ‘Ja, maar welk vakje is dit? Is dit fictie, is dit non-fictie? Is dit poëzie, is dit theater?’ Ik vind dat dan vet, maar het is ingewikkeld om dat aan mensen uit te leggen. Je kunt natuurlijk dingen compleet voor jezelf maken, maar als je het wil delen, moeten er labels voor zijn. En dat vind ik wel moeilijk.
Op je website zagen we tussen je verschillende fascinaties: ‘taalvondsten op straat’. We vroegen ons af of je je zo’n vondst herinnert en met ons zou willen delen?
In een bibliotheek vond ik een briefje in een boek waarin een opsomming stond hoe je echte vrienden kunt herkennen. Dat lijstje had ook helemaal niets met dat boek te maken. Het is dan integraal in zowel mijn theatertekst, als in mijn filmscenario terechtgekomen. Iemand die dus mensen rondom hem probeert te detecteren aan de hand van dat lijstje; iets wat nooit in me zou opkomen. Dat soort vondsten zijn natuurlijk geweldig. Ik heb ook een extreme fascinatie voor mensen die woorden ergens opschrijven, of een soort leuze op een raam maken. Je kan jezelf soms afsluiten voor dat soort dingen, maar als je op zoek bent naar woorden, of naar absurditeit, dan vind je altijd wel iets.
Ontdek wat ze zoal deed en waar ze zich mee bezighoudt op haar website.
Lotte Lola Vermeer(1992) is schrijver, theatermaker en scenarist. Ze studeerde Writing For Performance aan de HKU i
Lotte Lola Vermeer(1992) is schrijver, theatermaker en scenarist. Ze studeerde Writing For Performance aan de HKU in Utrecht en behaalde de master Audiovisuele kunsten-Schrijven aan het RITCS in Brussel. Lotte Lola is artistiek leider van Radicale Gezelligheid waarmee ze theater schrijft, maakt en brengt. Daarnaast bezint ze zich op performances, podcasts, digitale interventies en ander soort poëzie. Lotte Lola is werkzaam in België en Nederland. Ze dwaalt digitaal rond en bezoekt de uiteinden van Google Streetview. Ze vertaalt haar ervaring in de fysieke en digitale werkelijkheid in audio en reviewpoëzie.
...Het Watlab is een atelier, een broedplek, een laboratorium in de Blikfabriek in Hoboken waar de residenten dag en nacht terecht kunnen om elk aan hun eigen projecten te werken, en samen in gesprek gaan over het creatieproces.
Meer over dit project